Retour à l'aperçu
29 jan 2020

Artikel van de maand door Maren Deracourt: Funding loss – een stand van zaken

U bent een professioneel krediet aangegaan bij de bank en wil dit vervroegd terugbetalen. Of u heeft ontdekt dat u bij een andere bank betere voorwaarden kan verkrijgen en wil daarom overgaan tot herfinanciering. Waarmee moet u rekening houden?

Funding loss of wederbeleggingsvergoeding

Een krediet kan niet zomaar worden opgezegd. De bank lijdt namelijk verlies wanneer een krediet vervroegd wordt terugbetaald en zal daarom een vergoeding eisen. Dit is de funding loss of, juridisch uitgedrukt, de wederbeleggingsvergoeding. De bank heeft wel degelijk recht op zo’n vergoeding, maar hoe hoog mag die zijn?

Lening op interest of kredietopening?

Om te weten waar u staat als kredietnemer, dient u eerst na te gaan welk soort krediet u bent aangegaan. Gaat het om een lening op interest of een kredietopening? Het is namelijk niet omdat de bank ‘kredietopening’ bovenaan de overeenkomst heeft geschreven, dat het ook werkelijk om een kredietopening gaat. U gaat dus best de modaliteiten na van het krediet dat u bent aangegaan.

Dit zijn de belangrijkste onderscheidingscriteria:

Lening op interest

  • Beperkte vrijheid in het opnemen van het krediet.
  • Een vast bedrag dat in één keer wordt uitgeleend (of binnen een korte termijn moet worden opgenomen).
  • Terugbetaling via periodieke aflossingen volgens een vooraf bepaald plan.
  • Geen vrije keuze over het doel van de financiering (en verplichte afgifte van verantwoordingsstukken).
  • Vereist meestal de vestiging van een hypotheek(belofte).
  • Geen mogelijkheid tot wederopname (tenzij in geval van akkoord).

Kredietopening

  • Vrijheid in het opnemen van het krediet.
  • Geen vast bedrag, tenzij eventueel een maximumbedrag.
  • Een zekere vrijheid tot terugbetaling naar eigen inzicht.
  • Vrijheid in het bepalen van het doel van de financiering (al kan dit wel worden beperkt).
  • Mogelijkheid tot wederopname (opgelet: zonder deze mogelijkheid kan er geen sprake zijn van een kredietopening).

Het belangrijkste onderscheid is de vrijheid die de kredietnemer heeft op het vlak van afbetaling, mogelijkheid tot heropname, bestemming … Is er sprake van een grote vrijheid, dan gaat het om een kredietopening; is deze vrijheid er (nagenoeg) niet, dan betreft het een lening op interest.

Het feit dat de bank exorbitante vergoedingen koppelt aan een vervroegde terugbetaling, kan overigens een indicatie zijn dat er in feite geen vrijheid is bij de terugbetaling van het krediet en het dus eerder om een lening op interest gaat dan om een kredietopening.

In de praktijk zal een investeringskrediet, bijvoorbeeld voor de aankoop van een bedrijfsgebouw, vaak een lening op interest zijn.

Waarom is dit onderscheid van belang?

Artikel 1907bis van het (huidige) Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de schuldenaar bij gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een lening op interest in geen geval een wederbeleggingsvergoeding kan vorderen die hoger is dan zes maanden interest.

Voor de kredietopening voorzag de wetgever aanvankelijk geen dergelijke beperking. De bank kon de wederbeleggingsvergoeding bijgevolg doorgaans vrij bepalen in functie van de geleden schade. Het Grondwettelijk Hof zag in 2013 geen graten in dit verschil in behandeling.

Toch wilde de wetgever (grotendeels) aan dit verschil tegemoetkomen met de wet van 21 december 2013 inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze wet voorziet dat de kredietnemer te allen tijde het recht heeft om het verschuldigde kapitaalsaldo geheel of gedeeltelijk terug te betalen. De wet bepaalt eveneens dat de wederbeleggingsvergoeding ook bij kredietopeningen beperkt is tot zes maanden interest. Deze regeling is echter in principe slechts van toepassing op kredietovereenkomsten aangegaan vanaf 10 januari 2014. Ze geldt bovendien enkel voor kmo’s en voor zover het krediet maximaal 1 miljoen euro bedraagt; dit werd opgetrokken tot 2 miljoen euro voor overeenkomsten gesloten vanaf 8 januari 2018.

Wat als de vervroegde terugbetaling wordt geweigerd?

Om te ontsnappen aan de beperking opgenomen in de wetgeving nemen banken in hun contractuele voorwaarden een verbod tot vervroegde terugbetaling op. Ze argumenteren vervolgens dat de vergoeding die zij vragen geen wederbeleggingsvergoeding is, maar een vergoeding voor afstand van het verbod op vervroegde terugbetaling.

De banken werden in deze redenering echter teruggefloten door het Hof van Cassatie (arresten van 24 november 2016 en 14 maart 2019). Het Hof oordeelde dat de beperking opgenomen in artikel 1907bis BW ook van toepassing is als de kredietovereenkomst vervroegde terugbetaling verbiedt, maar de bank dit toch toestaat.

Hiermee leek deze problematiek voor eens en voor altijd van de baan. Of toch niet?

Blijvende vraagtekens

In de praktijk merken we dat de banken afstappen van hun bereidheid om vervroegde terugbetaling toe te staan. Als de kredietnemer ondanks deze weigering overgaat tot vervroegde terugbetaling, spreken we normaal gezien over een wanprestatie, waarvoor een schadevergoeding kan worden gevorderd. Is in deze situatie artikel 1907bis BW ook van toepassing? Hierover schiep het Hof van Cassatie mogelijks nog geen duidelijkheid.

Een andere vraag is of een vervroegde terugbetaling bij de bank kan worden afgedwongen. In specifieke dossiers waarin de bank in het verleden ten aanzien van de kredietnemer heeft doen uitschijnen dat een vervroegde terugbetaling mogelijk is, kan worden geargumenteerd dat de bank afstand heeft gedaan van het recht om zich te beroepen op het verbod hiertegen. Of minstens dat er bij de kredietnemer een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat vervroegde terugbetaling mogelijk is.

Andere vangnetten

Zelfs als er in uw situatie geen sprake zou zijn van een wettelijke beperking van de wederbeleggingsvergoeding, bent u niet geheel zonder opties. Zo kan onder meer de matigende werking van de goede trouw nog soelaas bieden.

Heeft u hierover nog vragen of wenst u advies over uw concrete situatie, aarzel dan niet om ons te contacteren.