Terug naar overzicht
26 apr 2022

Artikel van de maand door Alain Uyttenhove: Unieke werfmelding en Checkin@work: een gewaarschuwd aannemer is er twee waard

Weinig sectoren zijn aan zulke verregaande sociale meldings- en aangifteverplichtingen onderworpen als de bouwsector. Die verplichtingen hebben uiteindelijk slechts één doel: sociale-inspectiediensten in staat stellen om efficiënt en effectief controle uit te oefenen op de onderlinge verhoudingen tussen alle betrokken spelers. En dus ook de naleving van de sociale wetgeving makkelijker te verzekeren.

Hoewel men zou mogen aannemen dat het bestaan van de verschillende meldingsverplichtingen genoegzaam bekend is, blijkt uit ervaring dat er toch nog (heel) frequent tegen wordt gezondigd. De sancties bij overtreding zijn vaak niet mals. We lichten twee verplichte meldingen voor u uit.

1. De ‘Unieke werfmelding’ of ‘Aangifte van werken’

Een aannemer die door een opdrachtgever-bouwheer wordt aangesteld om bepaalde bouwwerken uit te voeren, is verplicht de werken eerst aan de RSZ te melden. Deze verplichting vloeit voort uit het beruchte artikel 30bis van de RSZ-wet. De informatie die aan de RSZ moet worden meegedeeld, omvat alle gegevens die nodig zijn om de belangrijkheid van de werken te ramen en alle inlichtingen om de opdrachtgever, de aannemer en onderaannemers te identificeren. Ook de datum van begin en einde van de werken, zowel van de aannemer als van de eventuele onderaannemer(s), moet worden gemeld.

Deze melding moet elektronisch gebeuren via een webapplicatie op www.socialsecurity.be. Na de melding krijgt de werf een uniek identificatienummer.

Wijzigingen ook melden

De bedoeling is dat de informatie tijdens de werken up-to-date blijft. Als er tijdens de de werken nieuwe (onder)aannemers tussenkomen, moet de werkmelding dus aangepast worden. De verplichting hiervoor rust op de (hoofd)aannemer. Daarom moet elke onderaannemer de (hoofd)aannemer verwittigen over eventuele wijzigingen in de onderaannemingsstructuur. Bij complexe onderaannemingsstructuren heeft een (hoofd)aannemer vaak slechts een beperkt (of zelfs helemaal geen) zicht op de diepere aannemingsstructuur.

Sanctie bij niet-naleving

De sanctie voor de (hoofd)aannemer bij gebrek aan melding (of bij een onvolledige melding) bedraagt 5% van het totale bedrag van de werken die niet werden gemeld. Dat kan fors oplopen. Dezelfde sanctie geldt voor de onderaannemer die de (hoofd)aannemer niet ingelicht heeft over wijzigingen in de onderaannemingsstructuur. Let op: in deze situatie valt de sanctie voor de (hoofd)aannemer niet weg, ook al was hij door zijn onderaannemer niet ingelicht, maar het bedrag dat de (hoofd)aannemer verschuldigd is, mag wel worden verminderd met het bedrag van de sanctie dat de onderaannemer werkelijk aan de RSZ heeft betaald. Voor aannemers is het dus aangeraden om in de overeenkomst met de onderaannemer expliciet op te nemen dat bij niet-melding van sub-onderaannemers eventuele sancties op de onderaannemer zullen worden verhaald.

De RSZ kan vrijstelling van betaling van de sanctie verlenen in geval van overmacht, of wanneer het gaat om een eerste overtreding én als er met betrekking tot de niet-gemelde werken geen andere inbreuken op de socialezekerheidswetgeving vastgesteld zijn – denk bijvoorbeeld aan inbreuken op de DIMONA-verplichting. De RSZ kan de sanctie ook verminderen tot de helft wanneer de niet-naleving kan worden beschouwd als ‘uitzonderlijk’.

Bouwpromotoren

De verplichting om een werkmelding te verrichten geldt ook voor (bouw)promotoren. Een promotor die gronden opkoopt en er via aanneming bouwwerken op laat oprichten, met de bedoeling om die bouwwerken naderhand te verkopen, is zowel opdrachtgever als aannemer. De werkmelding rust dus in dit geval op de promotor, niet op de eerste aannemer! Ook tijdelijke handelsvennootschappen of maatschappen in de bouw bekijken het best of op hen geen verplichting tot melding rust.

Wanneer hoeft een werfmelding niet?

Een werfmelding is niet altijd verplicht. Gaat het om werken die zijn toevertrouwd aan één of meerdere aannemers die geen beroep doen op onderaannemers en waarvan het totale bedrag lager is dan 30.000 euro, dan hoeven de werken niet aan de RSZ gemeld te worden. De verplichting geldt ook niet voor aannemers die op slechts één onderaannemer een beroep doen, voor werken waarvan het bedrag lager ligt dan 5.000 euro.

2. Checkin@work

Op grond van de Welzijnswet moeten alle fysieke personen die op een werkplaats werken in onroerende staat uitvoeren, geregistreerd worden, voor zover de totaliteit van de werken minstens 500.000 euro bedraagt. Dit verhoogt de veiligheid op de werf, maar geeft inspectiediensten ook een zicht op wie er zich op welk ogenblik en in welke hoedanigheid op een werf bevindt, dan wel (niet) hoort te bevinden. Deze registratieplicht vormt dus een onmisbare tool in de strijd tegen sociale fraude.

Voor wie en hoe?

Voor wie geldt deze verplichte registratie? Uiteraard voor het eigen personeel, maar ook voor uitzendkrachten, personeel van de onderaannemer, zelfstandigen, buitenlandse werknemers, stagiairs … Ook leidinggevenden zoals werfleiders, ploegbazen, bouwdirecties … moeten worden geregistreerd als zij zelf werken in onroerende staat uitvoeren.

De registratie moet gebeuren via het online-registratiesysteem Checkin@work op www.socialsecurity.be. Het kan ook op andere manieren, bijvoorbeeld via de smartphone. De registratie is gekoppeld aan de unieke werfmelding: het identificatienummer van de werf is nodig om de Checkin@work-registratie te kunnen doen. Zonder unieke werfmelding is dus geen Checkin@work mogelijk.

Wie is verantwoordelijk?

De verantwoordelijkheid voor de registratie rust principieel op de aannemer. Wanneer een onderaannemer nalaat zijn werknemers te registreren, kan de aannemer hiervoor dus aangesproken én zelfs strafrechtelijk vervolgd worden. De aannemer en onderaannemer kunnen wel contractueel afspraken maken over wie voor de registratie (van wie) zal instaan en wie daarin verantwoordelijkheid draagt. Dit doet weliswaar geen afbreuk aan de principiële verantwoordelijkheid van de aannemer, maar die kan wel eventuele boetes contractueel ten laste van de onderaannemer leggen. Ook hier is het belangrijk over een goede en gedegen (onder)aannemingsovereenkomst te beschikken. Vraag hierover raad aan uw advocaat.

Registratie vanuit het buitenland

Wie al met buitenlandse onderaannemers heeft gewerkt, zal allicht hebben gemerkt dat een registratie vanuit het buitenland niet altijd makkelijk verloopt. Om als buitenlandse onderneming een registratie te doen is een beveiligde toegang nodig, die alleen te verkrijgen is via een speciaal aanvraagformulier. Alle info hierover is te vinden op www.international.socialsecurity.be/working_in_belgium/nl/checkinatwork.html.