Terug naar overzicht
25 feb 2020

Cash for car: het doel heiligt de middelen niet

In 2018 werd de mobiliteitsvergoeding ingevoerd. Werknemers konden zo beslissen om hun bedrijfswagen in te ruilen voor een extra cashbedrag. Op dat bedrag was een fiscaal gunsttarief van toepassing en waren geen sociale bijdragen verschuldigd. Het doel ervan was om het gebruik van alternatieve vervoersmiddelen zoveel als mogelijk te stimuleren, onder meer om het fileleed te verminderen.

Het Grondwettelijk Hof heeft in een recent arrest van 23 januari 2020 deze cash for car-regeling vernietigd. Het Hof oordeelde dat er een ongerechtvaardigd verschil is in behandeling tussen de werknemers die geen recht op de mobiliteitsvergoeding hebben en deze die daar wel recht op hebben.

Het loon van de eerste categorie wordt immers integraal onderworpen aan de reguliere fiscale en sociale bijdragen, terwijl dat voor de tweede categorie niet het geval is. Een deel van het loon van die werknemers wordt immers gedeeltelijk fiscaal en sociaalrechtelijk voordeliger behandeld. De doelstelling die met de mobiliteitsvergoeding werd nagestreefd, vormt volgens het Grondwettelijk Hof geen rechtvaardiging voor dat onderscheid. Er is namelijk geen garantie dat die doelstelling wordt bereikt, aangezien de werknemer met zijn mobiliteitsvergoeding bijvoorbeeld zelf een wagen zou kunnen aankopen.

Om de gevolgen van de vernietiging in te perken, besloot het Hof dat werknemers van het systeem tot eind dit jaar gebruik kunnen maken. Dit moet werkgevers de kans bieden om tijdig naar alternatieven te zoeken en hieromtrent een overeenkomst met de betrokken werknemers te sluiten. Vanaf 1 januari 2021 is het dan ook definitief over en uit met de cash for car-regeling.