Terug naar overzicht
25 nov 2020

Collegiaal besturen: bezint eer ge begint

Wanneer het bestuur in een vennootschap of een vereniging verloopt via een collegiaal bestuursorgaan, rust op elke bestuurder een individuele toezichtplicht op zijn medebestuurder. Dit houdt in dat in beginsel elke bestuurder verantwoordelijk is voor het bestuursbeleid binnen de vennootschap en zich niet kan verschuilen achter het feit dat hij of zij louter werd ingeschakeld als stroman of slechts zou instaan voor een specifieke bestuurstaak.

Het principe is niet nieuw en werd recent bij Cassatiearrest van 9 oktober 2020 nogmaals uitdrukkelijk bevestigd.

De feiten zijn als volgt samen te vatten: de VZW Wereld Evangelische Missie Steentafel zondigt zich aan het te laat indienen van haar fiscale aangifte, waarna de aansprakelijkheid van haar bestuurders in het gedrang komt. Een van de bestuurders - tevens de penningmeester - verweert zich door te verwijzen naar het feit dat niet zij maar wel de voorzitter-bestuurder in de praktijk de touwtjes van de VZW in handen heeft. De bestuurder-penningmeester zou sinds de oprichting nooit documenten ondertekend hebben noch andere bestuursdaden hebben gesteld en enkel maar zijn ingeschakeld om het minimum aantal bestuurders te vervullen.

Het Hof van Cassatie floot het hof van beroep te Antwerpen, die de bestuurder-penningmeester onthief van verantwoordelijkheid, terug en stelde in heldere woorden dat in een collegiaal bestuursorgaan elke individuele bestuurder verplicht is toezicht te houden op zijn medebestuurders. Noch een interne taakverdeling die de bestuurders eventueel zijn overeengekomen, noch het feit dat een bestuurder niet zelf naar het bestuursmandaat heeft gesolliciteerd of het feit dat een bestuurder zich het bestuur toe-eigent, doet afbreuk aan deze verplichting.

Beraad u dus tweemaal voor u zomaar pro forma een bestuursmandaat opneemt. Schietgebedjes noch de biecht zullen immers enige soelaas bieden tegen uw aansprakelijkheid als bestuurder.