Terug naar overzicht
26 jan 2021

De deficitaire vereffening: Cassatie bezorgt “minderheidsschuldeisers” munitie

Het was vaststaande (Cassatie-)rechtspraak dat bij een deficitaire vereffening (d.i. een vereffening waarbij het actief niet volstaat om alle vennootschapsschuldeisers te voldoen) de vennootschap in vereffening niet failliet kon worden verklaard, in zoverre een betekenisvol deel van de schuldeisers het vertrouwen hield in de vereffening.

Het Hof van Cassatie verandert nu het geweer van schouder en oordeelt dat ook schuldeisers met een beperkt aandeel in het passief de faillietverklaring van de vennootschap in vereffening kunnen vorderen. Ook de inhoudelijke drempel wordt verlaagd: het volstaat dat er aanwijzingen zijn dat een vrijwillige vereffening nadelig is voor de schuldeisers doordat die het voordeel van de actiemogelijkheden van een curator ontneemt. Met andere woorden, indien zou komen vast te staan dat een curator redenen zou hebben om een beroep te doen op een bijzondere aansprakelijkheidsgrond uit het faillissementsrecht, dan moet iedere schuldeiser, zelfs al gaat het om een minderheidsschuldeiser, de faillietverklaring kunnen vorderen van de vennootschap in vereffening. Zo zou worden verhinderd dat een vereffenaar, die optreedt als orgaan van de vennootschap en niet beschikt over een dergelijk arsenaal aan vorderingsmogelijkheden, de belangen van de schuldeisers in mindere mate zou kunnen vrijwaren.

Het valt af te wachten hoe de lagere rechtspraak hiermee zal omgaan. Uiteraard betekent dit gewijzigde standpunt niet dat een deficitaire vereffening niet langer tot de mogelijkheden zou behoren, nu deze recent expliciet in de wetgeving werd erkend bij de invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.