Terug naar overzicht
25 mei 2021

Grondwettelijk hof biedt gefailleerde natuurlijke personen een tweede kans op een tweede kans

Het insolventierecht ingevoerd in 2018 heeft als doel het tweedekansondernemerschap te bevorderen. Daardoor laat de wet toe dat de natuurlijke persoon gefailleerde die binnen de drie maanden na bekendmaking van het faillissementsvonnis om kwijtschelding verzoekt, nagenoeg automatisch wordt bevrijd van zijn restschulden. In de rechtspraak werd die termijn als een vervaltermijn gekwalificeerd (https://www.crivitspersyn.be/nl/nieuws/gefailleerde-dien-tijdig-een-verzoek-tot-kwijtschelding)

Het Grondwettelijk Hof heeft die vervaltermijn van drie maanden na de publicatie van het faillissementsvonnis in een recent arrest buitenspel gezet door te oordelen dat de termijn in strijd is met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, in zoverre het recht op kwijtschelding onherroepelijk verloren is voor de natuurlijk persoon die daarbinnen geen verzoek indient.

De gefailleerde wiens verzoek tot kwijtschelding eerder als onontvankelijk werd afgewezen wegens laattijdige neerlegging ervan, zou aldus in principe een nieuw verzoekschrift kunnen neerleggen.

Het is nu aan de wetgever om een gepast gevolg te geven aan dit arrest. Zo zou de termijn waarbinnen het verzoek tot kwijtschelding moet worden ingediend verlengd kunnen worden, of voorzien worden in een verplichting voor de rechter om bij elk faillissement hoe dan ook uitspraak te doen over de kwijtschelding, zonder dat daartoe een verzoek moet worden neergelegd.

De link naar het arrest vindt u hier: https://www.const-court.be/public/n/2021/2021-062n.pdf