Terug naar overzicht
31 okt 2017

Het nieuwe insolventierecht

Faillissement voor ‘ondernemingen’ in plaats van ‘handelaars’

In lijn met de algemene evolutie (zie ook onze vorige nieuwsbrief) is de nieuwe insolventiewet van toepassing op de ‘onderneming’. Dit geldt evengoed voor de gerechtelijke reorganisatie (WCO) als voor het faillissement. Voorheen konden enkel ‘handelaars’ failliet worden verklaard. Het begrip onderneming is ruimer, vermits het in principe gaat om iedere (1) natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, (2) rechtspersoon en (3) organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.
Hierdoor komen alle zelfstandigen, met inbegrip van de vrije beroepers, alle vennootschappen (ongeacht het maatschappelijke doel) met of zonder rechtspersoonlijkheid – dus ook de maatschap – en de verenigingen en stichtingen onder het toepassingsgebied van de wet. Wellicht zullen ook bestuurders van vennootschappen beschouwd kunnen worden als ondernemingen. Enkel publiekrechtelijke rechtspersonen en welbepaalde bijzondere instellingen worden uitgesloten van het toepassingsgebied van Boek XX.

Digitalisering

De trend van digitalisering binnen het insolventierecht wordt verdergezet. Eerder dit jaar werd al het Centraal Register Solvabiliteit gelanceerd. Dit is een digitaal platform dat het papieren faillissementsdossier vervangt en mogelijk maakt dat aangiftes van schuldvordering digitaal worden ingediend. Met Boek XX wordt het werkingsgebied van het Centraal Register Solvabiliteit verbreed tot alle insolventieprocedures.

Impact van een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie op een beslag

Bij de procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft de wetgever paal en perk willen stellen aan bepaalde misbruiken van de procedure. Zo werd een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie in het verleden soms gebruikt om te vermijden dat een uitvoerend beslag uitwerking zou krijgen. De nieuwe wet heft daarom de automatisch schorsende werking van zo’n verzoek in bepaalde gevallen op. De verkoop na beslag waarvoor al een verkoopdag is vastgesteld (binnen twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift) zal kunnen doorgaan. Het zal enkel anders zijn als de rechtbank de schorsing toestaat op uitdrukkelijk verzoek van de schuldenaar.

Buitenbezitstelling en kwijtschelding na faillissement

De nieuwe insolventiewet huldigt nog meer dan voorheen de gedachte van de zogenaamde fresh start. Het idee daarbij is dat de gefailleerde na het faillissement met een schone lei moet kunnen beginnen.

Onder de (oude) faillissementswet kwamen de inkomsten die de gefailleerde verwierf na de opening van het faillissement in principe toe aan het faillissement (en aan de schuldeisers). Nu sluit de wet uitdrukkelijk deze inkomsten uit het faillissement. De gefailleerde zal inkomsten uit een nieuwe (beroeps)activiteit of erfenis volledig zelf kunnen innen.

Een andere uiting van de fresh start-gedachte vindt men terug bij wat voorheen de ‘verschoonbaarverklaring’ heette. Dit impliceerde dat de gefailleerde natuurlijke persoon bevrijd kon worden van betaling van de restschulden die overbleven na de afwikkeling van het faillissement.
De verschoonbaarverklaring maakt in Boek XX plaats voor een nieuw concept, de ‘kwijtschelding’. Nog meer dan vroeger wordt de algehele bevrijding van de gefailleerde natuurlijke persoon de regel in plaats van de uitzondering. De wetgever stimuleert de mogelijkheid tot kwijtschelding nog vóór de sluiting van het faillissement. De (gewezen) echtgenoot of wettelijk samenwonende partner van de gefailleerde kan meegenieten van de kwijtschelding van de gefailleerde. De echtgenoot of partner wordt principieel bevrijd van de schulden waartoe hij of zij met de gefailleerde persoonlijk verbonden is en die zijn aangegaan tijdens het huwelijk of de wettelijke samenwoning, tenzij er sprake is van persoonlijke of gemeenschappelijke schulden die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde.

Verruiming bestuurdersaansprakelijkheid

Zoals al vermeld in onze vorige nieuwsbrief, wijzigt Boek XX ook de regels met betrekking tot de aansprakelijkheid van bestuurders in geval van faillissement. De aansprakelijkheid voor kennelijk grove fout en voor RSZ-schulden wordt overgeheveld van het vennootschapsrecht naar het insolventierecht. Deze vormen van bestuursaansprakelijkheid waren ook voorheen alleen van toepassing bij faillissement. Nu gelden deze bijzondere aansprakelijkheden voor alle vennootschapsvormen en dus niet, zoals vroeger, enkel voor de NV, BVBA en CVBA.

Anderzijds vindt het concept wrongful trading zijn weg in het Belgische insolventierecht. De bestuurders die een deficitaire activiteit zonder kans op beterschap blijven voortzetten, kunnen daarvoor aansprakelijk worden gesteld De rechtbanken pasten dit principe voorheen al toe, maar nu staat het ook uitdrukkelijk in de wet.

Boek XX zal in principe van toepassing zijn op insolventieprocedures die vanaf 1 mei 2018 worden geopend.