Terug naar overzicht
26 nov 2019

Artikel van de maand door Marthe Oosthuyse: De vrijwillige stopzetting van vennootschappen versoepeld

Als een vennootschap vrijwillig wordt stopgezet, bijvoorbeeld omdat er geen activiteiten meer worden uitgeoefend, gaat dit steeds gepaard met een beslissing tot ontbinding en vervolgens de vereffening van het vennootschapsvermogen. Met de invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) wordt de procedure voor de vrijwillige ontbinding en vereffening van vennootschappen op enkele punten aangepast en verduidelijkt. We lichten de belangrijkste wijzigingen toe.

Vereffeningsbalans

Artikel 2:70 van het WVV schrijft voor dat de ontbinding de afsluiting van het boekjaar tot gevolg heeft. Voortaan zullen voor het boekjaar waarin tot ontbinding wordt beslist twee jaarrekeningen moeten worden opgemaakt: een met betrekking tot de periode tot de ontbinding en een vanaf de ontbinding tot het einde van het boekjaar. De wetgever beoogt hiermee een betere afbakening tussen de aansprakelijkheid van de bestuurders voor handelingen van voor de ontbinding en de aansprakelijkheid van de vereffenaar voor handelingen van erna.

Versoepeling van de vereffeningsprocedure bij niet-deficitaire vereffeningen

De wetgever introduceerde in 2006 twee controlemechanismen die moesten bijdragen tot een betere bescherming van de belangen van vennootschapsschuldeisers en een grotere transparantie bij de afwikkeling van de vereffeningsprocedure. Enerzijds werd de benoeming van de vereffenaar onderworpen aan een rechterlijke controle. Anderzijds werd de vereffenaar verplicht om bij de afsluiting van de vereffening het plan van verdeling van de activa aan de rechtbank voor te leggen.

De wetgever koos destijds voor een uniforme procedure. De controlemechanismen waren dus zowel van toepassing bij een batige als bij een deficitaire vereffening (waarbij het actief niet volstaat om alle vennootschapsschuldeisers te voldoen). Vermits bij een batige vereffening enkel de aandeelhouders belang hebben bij een goede afwikkeling en bovendien daarop zelf de controle uitoefenen, werd het nut van deze uniforme aanpak echter herhaaldelijk in vraag gesteld. Het feit dat elke vereffening aan de rechterlijke controle werd onderworpen bezorgde de rechtbanken bovendien een zeer hoge werklast.

Om hieraan tegemoet te komen beperkt het WVV het toepassingsgebied tot de deficitaire vereffeningen. In die gevallen is de kans op een belangenconflict tussen de aandeelhouders of vennoten en de vennootschapsschuldeisers immers het grootst.

Om te bepalen of de benoeming van de vereffenaar inderdaad de rechterlijke controle moet passeren moet voortaan een inschatting worden gemaakt op basis van de staat van actief en passief. Als daaruit blijkt dat de vereffening met een tekort zal eindigen, is de bevestiging verplicht.

Bij de beoordeling of het verdelingsplan ter goedkeuring en controle aan de rechtbank moet worden voorgelegd, zal (het resultaat van) de vereffeningsrekening als uitgangspunt dienen. De vraag of de benoeming van de vereffenaar werd bevestigd is hierbij irrelevant. Het is dus perfect mogelijk dat er – door een initiële verkeerde inschatting - geen bevestiging van de benoeming werd gevraagd, maar het verdelingsplan wel verplicht moet worden voorgelegd aan de rechtbank.

Verruimd toepassingsgebied van de eendagsprocedure

De ontbinding en sluiting van de vereffening in één akte is vandaag enkel mogelijk als alle schulden ten aanzien van derden zijn terugbetaald of als daartoe voldoende gelden zijn geconsigneerd. Wanneer er sprake is van een deficit, kan de eendagsprocedure dan ook niet worden toegepast. Het WVV breidt het toepassingsgebied van deze vereenvoudigde procedure uit. Ook wanneer er onbetaalde schulden aan derden zijn, kan men voortaan voor de eendagsprocedure kiezen, op voorwaarde dat de derde-schuldeisers hiervoor schriftelijk toestemming geven.

Indien de vof of de Comm.V. deze procedure wensen te doorlopen, vereist het WVV hier expliciet dat ook zij een staat van activa en passiva opmaken.

Verduidelijking van het lot van vergeten activa en passiva

Onder de oude wet bestond onzekerheid over het lot van vergeten activa en passiva. Het WVV brengt hier verduidelijking in.

Voortaan zijn vennoten of aandeelhouders aansprakelijk voor vergeten passiva wanneer zij op het moment van de sluiting effectief kennis hadden - of hoorden te hebben - van het bestaan ervan. Er moet dus daadwerkelijk kwade trouw worden aangetoond, tenzij de eendagsprocedure wordt toegepast. In dat laatste geval zijn de aandeelhouders of vennoten steeds aansprakelijk voor vergeten passiva, ook al handelden zij niet te kwader trouw.

Wat vergeten activa betreft, worden aandeelhouders of vennoten als gevolg van de sluiting van de vereffening van rechtswege onverdeelde eigenaars van hun deel van de actieve vermogensbestanddelen, ook al zijn die op het ogenblik van de sluiting nog niet gekend.

In een bepaald geval kan de heropening van de vereffening worden gevorderd op verzoek van een schuldeiser, namelijk wanneer een vergeten actiefbestanddeel opduikt én de waarde ervan groter is dan de kosten van de heropening. Vooral door deze laatste voorwaarde zal de heropening van een vereffening vermoedelijk eerder een uitzonderlijke procedure blijven.