Terug naar overzicht
16 jun 2012

De ‘occulte’ aangetekende brief. Hoofdelijkheid, verjaring en stuiting in het sociaal statuut der zelfstandigen

De geannoteerde uitspraak vervolledigt de rechtspraak over het procedurele facet van de hoofdelijke gehoudenheid van rechtspersonen voor de betaling van sociale bijdragen, verschuldigd door hun mandatarissen of vennoten (art. 15, § 1, derde lid Sociaal Statuut der Zelfstandigen). Wanneer de zelfstandige (mandataris of vennoot) verzuimt tijdig de driemaandelijkse sociale bijdrage te betalen, kan de socialeverzekeringskas (of de Nationale Hulpkas) zich wenden tot de rechtspersoon. Aan de orde is de vraag wanneer de vordering van de socialeverzekeringskas verjaart en hoe deze verjaringstermijn kan worden gestuit. De verjaringstermijn duurt vijf jaren en start op 1 januari, volgend op het jaar waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn. De wettekst omschrijft drie groepen stuitingdaden (art. 16, § 2, tweede lid Sociaal Statuut der Zelfstandigen). In eerste instantie is dat de gemeenrechtelijk gedefi nieerde stuiting: een dagvaarding (zelfs voor het onbevoegde) gerecht, een bevel tot betaling, een beslag of de erkenning van het recht door de schuldenaar. Naast deze letterlijke verwijzing naar art. 2244 e.v. BW formuleert de socialezekerheidswet twee andere manieren om een verlenging van de verjaringstermijn te verkrijgen. Dat kan door een aangetekende brief waarmee het inningsorganisme bijdragen opvordert of door een aangetekende brief waarmee het RSVZ de betrokken zelfstandige aanmaant om aan te sluiten bij een socialeverzekeringskas.