Terug naar overzicht
27 mrt 2012

Vragen staat vrij: het vraagrecht van de aandeelhouder opgefrist

Het vraagrecht van de aandeelhouder kadert in de verantwoording die het bestuur moet afleggen ten aanzien van de algemene vergadering en haar aandeelhouders en houdt dan ook een belangrijk controlemechanisme van de aandeelhouders op het bestuur in. Dit geldt evenzeer voor het individueel onderzoeks- en controlerecht dat nauw verband houdt met het vraagrecht van de aandeelhouder. De wet van 20 december 2010 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders van genoteerde vennootschappen heeft het vraagrecht nader vorm gegeven, en dit zowel voor de genoteerde als voor de niet-genoteerde vennootschappen (artikel 540 W. Venn. voor de NV en artikel 274 voor de BVBA). Dit nieuw wettelijk kader is in werking getreden per 1 januari 2012. De wet voorziet nu uitdrukkelijk het recht voor de aandeelhouders om niet enkel op de algemene vergadering zelf, maar ook voorafgaand aan de algemene vergadering schriftelijk vragen te stellen aan het bestuur. De termijn binnen dewelke de schriftelijke vraagstelling dient te gebeuren, moet in de statuten van de vennootschap worden uitgewerkt. Bij de bepaling van deze termijn moet uiteraard rekening gehouden worden met de (relatief korte) oproepingstermijn voor de algemene vergadering én moet het bestuur ook nog in de mogelijkheid worden gesteld tijdig kennis te nemen van de vraagstelling. Een uiterste deadline van zes tot acht dagen voor de algemene vergadering lijkt dan ook het meest voor de hand liggend. Tevens is voorzien dat de schriftelijke vraagstelling ook via elektronische weg (e-mail) aan de vennootschap kan worden gericht. Daartoe dient in de oproeping tot de algemene vergadering een e-mailadres vermeld te worden. Het vraagrecht mag dan wel een basisrecht van de aandeelhouder vormen, het houdt vooralsnog geen vrijgeleide in voor de aandeelhouder om het bestuur ongelimiteerd met vragen te bestoken. Eerst en vooral moet het vraagrecht betrekking hebben op het verslag van het bestuur of de agendapunten van de betrokken algemene vergadering. In bepaalde rechtsleer wordt een wel heel strikte lezing van het wettelijk vraagrecht verdedigd (volgens deze stelling zou men enkel vragen kunnen stellen over de punten waarover de algemene vergadering effectief moet stemmen), maar vaker wordt een ruimere invulling van het vraagrecht aanvaard. Een aandeelhouder moet immers ook vragen kunnen stellen over het algemeen beleid van de vennootschap of over kwesties die de mogelijke aansprakelijkheid van de bestuurders kunnen impliceren. Verder is het bestuur slechts gehouden om te antwoorden op de vragen van de aandeelhouders “voor zover de mededeling van gegevens of feiten niet van dien aard is dat zij nadelig zou zijn voor de zakelijke belangen van de vennootschap of voor de vertrouwelijkheid waartoe de vennootschap of haar bestuurders zich hebben verbonden”. Voorheen voorzag de wet dat het bestuur kon weigeren te antwoorden indien de mededeling “ernstige schade” zou kunnen berokkenen aan de vennootschap, de aandeelhouders of personeel. In de praktijk zal de nieuwe omschrijving weinig verschil uitmaken, daar het begrip “ernstige schade” voorheen ook al in die zin werd geïnterpreteerd. Het bestuur kan weigeren te antwoorden op de vragen van een aandeelhouder indien dit bijvoorbeeld de lopende onderhandelingen met derden in het gedrang zou kunnen brengen of indien de vennootschap contractueel gehouden is tot geheimhouding of nog indien op die manier bedrijfsgevoelige informatie te grabbel wordt gegooid voor de concurrentie. Ook in geval van manifest misbruik van het vraagrecht (denk maar aan politieke profilering, …) kan een weigering om te antwoorden gerechtvaardigd worden. Indien er tenslotte verschillende vragen over hetzelfde onderwerp worden gesteld, kan het bestuur volstaan met één enkel antwoord te geven. Om discussies omtrent de al dan niet correcte naleving van het vraagrecht naderhand te vermijden, verdient het aanbeveling om de gestelde vragen en de antwoorden (of de weigering van het bestuur om te antwoorden), desnoods heel summier, in de notulen van de algemene vergadering op te nemen. Op die manier kan men zich het best wapenen voor latere discussies en conflicten binnen de schoot van de vennootschap.