Terug naar overzicht
18 jun 2009

Betwisting van genezenverklaring na arbeidsongeval: moeilijk verantwoordbare ongelijke behandeling tussen private en publieke regelgeving

De procedurele termijnen in arbeidsongevallenmaterie zijn zonder meer gedifferentieerd. Binnen de regeling voor de private sector loopt een schisma tussen een verjarings- en vervaltermijn. Het slachtoffer van een arbeidsongeval moet in eerste instantie rekening houden met een algemene driejarige termijn om een vordering in rechte in te stellen tegen de verzekeringsonderneming of het Fonds voor Arbeidsongevallen (1). Deze termijn staat te boek als een klassieke verjaringstermijn die volgens de gewone gemeenrechtelijke regels kan worden gestuit of geschorst (2). De koppeling tussen de Arbeidsongevallenwet en het Burgerlijk Wetboek betekent dat van 1) een dagvaarding voor het (zelfs onbevoegde) (3) gerecht, 2) een bevel tot betaling, of 3) een beslag betekend aan de verzekeringsonderneming of het Fonds voor Arbeidsongevallen (4) een stuitende werking uitgaat. Ook de erkenning van het recht op uitkeringen en vergoedingen door de schuldenaar, stuit de verjaring (5). De Arbeidsongevallenwet voegt daaraan toe dat een aangetekende brief (6) de verjaring stuit, evenals een rechtsvordering tot betaling wegens het arbeidsongeval, gesteund op een andere rechtsgrond (7).