Terug naar overzicht
25 feb 2014

De Raad van State nieuwe stijl: procedures ingrijpend hervormd

- Wie een verzoekschrift tot schorsing en/of vernietiging van een overheidsbeslissing indient, zal net als vroeger opnieuw een recht moeten betalen, uiterlijk binnen de 8 dagen na het indienen ervan. Dit recht bedraagt 200 euro voor de verzoekende partij en 150 euro voor de tussenkomende partij. Aangezien de fiscale zegels zijn afgeschaft, moet dit bedrag worden overgeschreven of gestort op een rekening die wordt geopend bij de Federale Overheidsdienst Financiën. - Voortaan zal het mogelijk zijn om bij elke stand van de procedure een schorsingsverzoek in te dienen tegen een administratieve beslissing. (Vroeger was dit enkel mogelijk binnen een termijn van 60 dagen na kennisname van de betwiste beslissing, net zoals voor een beroep tot vernietiging.) Dit moet weliswaar gebeuren vooraleer de auditeur bij de Raad van State, die een niet-bindend advies moet geven, zijn advies aan de partijen ter kennis heeft gebracht. Bij een schorsingsverzoek is het niet langer vereist een ‘moeilijk te herstellen, ernstig nadeel’ aan te tonen, maar moet de verzoeker motiveren waarom zijn verzoek spoedeisend is. De verplichting om een enig verzoekschrift in te dienen (waarbij schorsing en vernietiging van de beslissing in één document worden gevraagd) wanneer men de bestreden administratieve rechtshandeling wil laten schorsen, is niet langer van toepassing. - De Raad van State kan een rechtsplegingsvergoeding (een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en honoraria van de advocaat) toekennen aan de partij die in het gelijk werd gesteld. De minimum- en maximumbedragen van deze vergoedingen worden vastgelegd door de koning. Bij de toekenning ervan kan de Raad van State rekening houden met de financiële draagkracht van de in het ongelijk gestelde partij, de complexiteit van de zaak en de kennelijk onredelijke aard van de situatie. - De Raad van State kan ook zelf een schadevergoeding toekennen aan de partij die daar, na een gunstig arrest, om verzoekt. Deze partij moet wel kiezen om ofwel via de Raad van State schadevergoeding te vragen ofwel via een aparte procedure bij de burgerlijke rechtbanken. In dat laatste geval is een nieuwe dagvaarding vereist. - Als een rechtspersoon een schorsings- en/of vernietigingsberoep wil instellen en daartoe een advocaat aanstelt, hoeft de rechtspersoon niet langer een bewijs voor te leggen dat het bevoegde orgaan beslist heeft om naar de Raad van State te trekken. Vroeger kon dit in de praktijk voor nogal wat discussie zorgen, mede omdat de Raad van State hier streng op toekeek en vaak een procedure afwees omdat deze beslissing niet correct was genomen. Net zoals bij de burgerlijke rechtbanken zal voortaan ook het zogenaamde ‘mandaat ad litem’ gelden. Dit betekent dat er een (weerlegbaar) vermoeden is dat de advocaat gerechtigd is om op te treden. - De Raad van State kan voortaan in zijn arresten op een efficiëntere manier dwangmaatregelen opleggen, verduidelijking geven inzake herstel en rechtsgevolgen van zijn arresten (ook voor individuele akten) en de zogenaamde bestuurlijke lus toepassen door toe te laten dat bepaalde vormgebreken nog door de overheid in kwestie kunnen worden rechtgezet zolang de procedure loopt. Deze en andere hervormingen beogen onder meer een snellere behandeling van de procedures voor de Raad van State. Ze willen ook komaf maken met een aantal gevolgen van (vernietigings)arresten die als onbillijk werden ervaren. Hoe bepaalde maatregelen concreet zullen worden toegepast (schadevergoeding, bewijs van spoedeisendheid, toepassing van de bestuurlijke lus ...) zal echter in de toekomst nog moeten blijken.