Terug naar overzicht
26 jun 2012

Geen socialezekerheidsbijdragen op vergoedingen betaald op basis van een concurrentiebeding gesloten na het einde van de arbeidsovereenkomst. Het Hof van Cassatie verduidelijkt…

Na zijn uitdiensttreding kan een gewezen werknemer zijn werkgever in principe beconcurreren op voorwaarde dat het gaat om eerlijke concurrentie. Om dit te vermijden, worden vaak concurrentiebedingen gesloten. Hierbij gaat de werknemer de verbintenis aan om - mits de betaling van een compensatoire vergoeding - zijn voormalige werkgever gedurende een bepaalde periode geen concurrentie aan te doen. Ofwel wordt een dergelijk concurrentiebeding opgenomen in de arbeidsovereenkomst, ofwel wordt het gesloten na het einde van de samenwerking. In het eerste geval is het beding aan strikte voorwaarden onderworpen en is de compensatoire vergoeding onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen. In het tweede geval gelden de strikte geldigheidsvoorwaarden vervat in de Arbeidsovereenkomstenwet niet. Of op deze vergoedingen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, was lange tijd betwist. Het Hof van Cassatie bracht via het arrest van 22 september 2003 duidelijkheid door te oordelen dat op dergelijke vergoedingen geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn omdat zij niet worden betaald ingevolge de arbeidsovereenkomst maar wel op basis van een latere overeenkomst. Voorwaarde is wel dat de vergoeding niet als een verdoken vergoeding voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst beschouwd kan worden. In een arrest van 19 maart 2012 bevestigt het Hof van Cassatie deze zienswijze maar voegt het daaraan toe dat het feit dat (i) het concurrentiebeding werd afgesloten nadat het ontslag was gegeven maar voordat de arbeidsovereenkomst effectief een einde had genomen of (ii) de overeenkomst houdende niet-concurrentie al was aangekondigd in de overeenkomst over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die partijen dezelfde dag sloten er niet toe leidt dat de compensatoire vergoeding wordt betaald ingevolge de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Bijgevolg zijn deze vergoedingen - in zoverre het niet gaat om de betaling van een verdoken opzeggingsvergoeding - evenmin onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen. De impact van deze uitspraak op de praktijk lijkt ons eerder gering. Immers, de vraag of er al dan niet sprake is van een verdoken opzeggingsvergoeding is en blijft een feitenkwestie. Bijgevolg blijft het toekennen van een te lage opzeggingsvergoeding in combinatie met een concurrentiebeding, gesloten na het einde van de arbeidsovereenkomst, net als voorheen problematisch op het vlak van de socialezekerheidsbijdragen.