Terug naar overzicht
28 jan 2014

Kopiëren is een recht?

Vrijheid van handel en vrije concurrentie De overheersende rechtspraak oordeelt dat kopiëren op zich niet onrechtmatig is. Dit lijkt wereldvreemd en druist in tegen het rechtsgevoel van de verongelijkte ondernemer. Nochtans is deze rechtspraak op goede argumenten gevestigd. Vooreerst is er het aloude aanvaarde principe dat de ‘handel vrij moet zijn’. De vrijheid van handel werd ingeschreven in het Belgische recht met het decreet-d’Allarde. Dit dateert weliswaar van 1795, maar is vandaag nog steeds een van de grondbeginselen van ons economisch leven. Het beoogt trouwens de ondernemers te beschermen. Een toepassing van deze vrijheid van handeldrijven vindt men in het concept van vrije concurrentie. Elke ondernemer mag vrij concurrentie voeren met een andere ondernemer en in principe kan deze vrijheid niet worden belemmerd. Vrije concurrentie betekent ook dat een ondernemer mag kopiëren. Als de aanklacht alleen het kopiëren op zich betreft, is deze dus niet per se gegrond. Kopiëren kan ook niet beschouwd worden als een oneerlijke marktpraktijk. De grenzen van het vrij kopiëren Het recht op vrij kopiëren is echter niet onbeperkt. De ondernemer die zich geconfronteerd ziet met een geval van kopiëren, heeft verschillende mogelijkheden om zich daartegen te verzetten. Meer nog, hij kan ook maatregelen treffen die zijn rechten maximaal beschermen. Zo is er de Wet op de Marktpraktijken. Die voorziet een kader waarbinnen de eerlijke concurrentie moet worden gevoerd en houdt een bescherming van de ondernemer in. Kopiëren is geen oneerlijke marktpraktijk op zich. Het wordt pas oneerlijk door de begeleidende omstandigheden waarin het gebeurt, bijvoorbeeld wanneer de concurrent parasiteert op belangrijke inspanningen van de ondernemer. Als een concurrent de technologie kopieert die is ontwikkeld door een ondernemer om zonder eigen R&D gelijkaardige producten op de markt te brengen, is dat een daad van oneerlijke concurrentie. De concurrent hoeft dan namelijk de hoge R&D-kosten niet te betalen en kan tegen een lagere prijs of met een hogere winst verkopen. Door te kopiëren kan de concurrent ook – al dan niet bewust – verwarring zaaien bij de consument. Deze wordt dan misleid over de identiteit van de producent of de kwaliteiten van het product. De gewoon aandachtige consument denkt bijvoorbeeld bij de aankoop van een tablet dat hij de kwaliteit van een Samsung koopt, maar in werkelijkheid is het slechts een product van inferieure kwaliteit, hoewel de tablets uiterlijk sterk op elkaar lijken. Het kopiëren van de naam van een onderneming waardoor verwarring ontstaat met een andere ondernemer is evenmin toegelaten. Intellectuele rechten Vaak botst het recht om te kopiëren op de intellectuele rechten van een ondernemer. De bezitter van auteursrechten kan zich verzetten tegen het kopiëren van zijn werk. Zo kan een ondernemer niet zomaar een uniek zetelmodel van de hand van een designer of een andere fabrikant kopiëren zonder diens auteursrechten te schenden. De auteurswet van 30 juni 1994 laat immers exclusief aan de auteur van een kunstwerk toe om dit economisch uit te baten. Alleen de auteur kan zijn werk reproduceren of beslissen wie het mag reproduceren. Opmerkelijk is dat de auteurswet een uitgebreide en verstrekkende werking heeft, die ook effectief de ondernemer kan beschermen. Een ondernemer vindt meestal een zeer effectieve bescherming tegen namaak in het octrooirecht. Dit beschermt zijn uitvinding tegen een derde die zonder zijn toestemming van de uitvinding gebruikmaakt, deze vervaardigt of commercialiseert. De ondernemer kan zich steunen op het merkenrecht om zich te verzetten tegen het gebruik van zijn merk, teken of model. Belangrijk voor de plantenkweker is het kwekerscertificaat. Dit geeft hem het uitsluitende recht om de beschermde teelt voort te brengen en economisch te verhandelen. De kweker kan zich dan verzetten tegen het kopiëren van de beschermde teelt door derden. Snelle interventie van de rechtbank Als de ondernemer zich beroept op de bescherming van de Wet op de Marktpraktijken, kan hij zich wenden tot de rechter. De wet voorziet in een snelle procedure voor de voorzitter van de rechtbank van koophandel, die zitting houdt als was het een zaak in kort geding. Het is de rechter die aan de hand van het voorgelegde dossier zal oordelen. Het belang van een goed voorbereid dossier kan hierbij niet overschat worden. Het betreft immers een feitenkwestie die door de rechter moet worden beoordeeld. Ook om bescherming van zijn intellectuele rechten af te dwingen moet de ondernemer zich steeds tot de rechter wenden. Dit kan onder meer door een stakingsvordering, die met de nodige spoed wordt afgehandeld zoals een kortgedingprocedure. Dikwijls gaat zo’n procedure gepaard met bewarende maatregelen, zoals het beslag inzake namaak. Besluit Een ondernemer vindt vaak bescherming tegen het ongewenst kopiëren en namaak in de Wet op de Marktpraktijken. Een betere en effectievere bescherming van zijn intellectuele activa vindt hij echter in de wetgeving over intellectuele rechten, zoals het auteursrecht, het octrooirecht, het kwekersrecht en het merkenrecht. Deze worden steeds belangrijker in een geglobaliseerde economie. Het recht ook effectief afdwingen bij onwil van de dader kan enkel via de rechter.