Terug naar overzicht
28 mei 2013

Minder speelruimte in de procedure voor gerechtelijke reorganisatie

Verhoogde toegangsdrempels tot de procedure Wanneer een onderneming in moeilijkheden een procedure van gerechtelijke reorganisatie wil opstarten, volstaat het momenteel dat ze daartoe een verzoekschrift met enkele bijlagen neerlegt. De bijlagen omvatten onder meer de laatste twee neergelegde jaarrekeningen, een recente boekhoudkundige staat en een kasplanning. Die kasplanning kan men desnoods zelfs nog na de behandeling van het verzoekschrift neerleggen. De opmaak van de boekhoudkundige staat en de kasplanning laat echter vaak te wensen over en de inhoud ervan blijkt soms meer fictie dan realiteit te zijn. Om dergelijke zaken in de toekomst te vermijden en – wellicht nog belangrijker – pro formaverzoekschriften te ontmoedigen, zal men in de toekomst alle vereiste bijlagen onmiddellijk bij het verzoekschrift moeten voegen. Verder zullen de boekhoudkundige staat en de kasplanning moeten worden opgesteld onder toezicht of met hulp van een boekhoudprofessional. Voor het opstarten van de procedure van gerechtelijke reorganisatie zal dus steeds de tussenkomst van een boekhoudprofessional nodig zijn. Dit kan de kwaliteit van de aanvragen alleen maar verhogen. Er wordt ook een financiële drempel ingebouwd. Voor elk verzoek tot het openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie zal in de toekomst een recht van 1000 euro geheven worden. Dit eenvormige recht zal ongetwijfeld ontradend werken voor dubieuze aanvragen. Een voordeel is ook dat hiermee een einde wordt gesteld aan de sterk afwijkende praktijken die de verschillende rechtbanken momenteel hanteren bij het aanrekenen van rechten en kosten. Wat daarentegen niet verandert, is de beperkte inhoudelijke controle door de rechtbank. Wanneer de continuïteit van de onderneming bedreigd is, onmiddellijk of op termijn, moet het verzoek tot het openen van de procedure worden ingewilligd. Als het verzoek bovendien uitgaat van een vennootschap, wordt de continuïteit per definitie geacht bedreigd te zijn zodra het eigen vermogen minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal bedraagt. Het komt nog steeds aan de schuldeisers toe, niet aan de rechtbank, om de voorgestelde reorganisatie op haar merites te beoordelen. Minder inperkende maatregelen ten aanzien van de schuldeisers Een vaak gehoord punt van kritiek op de WCO is dat aan bepaalde schuldeisers in het kader van een collectief akkoord soms pijnlijke maatregelen kunnen opgedrongen worden (op een nochtans volstrekt wettelijke manier). Reducties van de schuldvorderingen tot 10% of minder van de hoofdsom zijn daarbij geen uitzondering. Dit kan uiteraard alleen wanneer het reorganisatieplan wordt goedgekeurd door de meerderheid (in aantal en gewicht) van de schuldeisers. Beslissen via meerderheid leidt er echter vaak toe dat het reorganisatieplan wordt geschreven ‘in functie van’ de te behalen meerderheid. Schuldeisers die dan niet strikt vereist zijn voor het behalen van de meerderheid blijven zo wel eens in de kou staan. De voorziene wetswijziging gooit het huidige mechanisme zeker niet om. Ze houdt wel enkele wijzigingen in die de inhoud en de goedkeuring van een reorganisatieplan ernstig kunnen beïnvloeden. Een eerste wijziging betreft de – terechte – inperking van de mogelijke reducties van schuldvorderingen. In de toekomst zal men steeds een terugbetaling van minstens 15% van de schuldvordering aan de schuldeisers moeten garanderen. Een minder voor de hand liggende en mogelijk zelfs discriminerende bepaling is dat de maatregelen ten aanzien van de openbare schuldeisers (de fiscale administraties en sociale instanties, die een algemeen voorrecht genieten) ‘niet minder gunstig [mogen] zijn dan die welke de best behandelde gewone schuldeisers in de opschorting genieten’. Men kan van deze regel afwijken, maar dit zal telkens grondig gemotiveerd en gerechtvaardigd moeten worden vanuit het perspectief van de continuïteit van de onderneming. De fiscale administraties en sociale instanties hebben vaak substantiële schuldvorderingen op de onderneming in moeilijkheden. Net zij moeten in de toekomst de gunstigste regeling krijgen. Het valt dan ook te vrezen dat de gewone leveranciers finaal het gelag zullen betalen. Waarom een dergelijk gunstregime enkel openstaat voor openbare schuldeisers die een algemeen voorrecht genieten, en niet voor alle algemeen bevoorrechte schuldeisers, lijkt bovendien moeilijk te rechtvaardigen. Het valt nog af te wachten of deze regeling wel de toets van het Grondwettelijk Hof zal doorstaan. In de marge hiervan merken we nog op dat vrijwillige betalingen van schuldvorderingen in de opschorting tijdens de duurtijd van de procedure ook in de toekomst mogelijk blijven. Deze moeten echter wel verantwoord kunnen worden vanuit het belang voor de continuïteit van de onderneming. Verhoogde controle door de rechtbanken De wetswijziging beoogt eveneens de informatieverschaffing aan de schuldeisers enigszins te verbeteren en de controle door de rechtbanken aan te scherpen. Zo wordt de controle op de verzending van de kennisgeving aan de schuldeisers voortaan wettelijk verankerd. Bovendien moet men bij die kennisgeving ook de lijst van alle schuldeisers voegen. Ook de reeds bestaande praktijk van rapporteringsverplichting door de onderneming in moeilijkheden krijgt een wettelijke basis. Wanneer deze verplichting niet wordt nageleefd, kan dit er in bepaalde omstandigheden zelfs toe leiden dat de vroegtijdige beëindiging van de procedure wordt uitgesproken. Nieuw is ook dat de rechtbanken op eigen initiatief de correcte uitvoering van het reorganisatieplan zullen kunnen controleren. Tot slot Uit het bovenstaande blijkt dat de beoogde hervorming van de WCO geen copernicaanse revolutie zal inhouden. Toch wil de wetgever bewust bijkomende drempels en hindernissen opwerpen voor de procedure van gerechtelijke reorganisatie. Het gunstregime voor de publieke schuldeisers (in geval van een collectief akkoord) zou wel eens kunnen uitgroeien tot een van de belangrijkste struikelstenen voor het welslagen van toekomstige procedures. Wordt ongetwijfeld vervolgd.