Het wettelijk kader voor nieuwe kredieten aan KMO’s is sinds 10 januari 2014 op een aantal punten gewijzigd ten voordele van de kredietnemer. De kredietverleners en -bemiddelaars zijn alvast gewaarschuwd. Zo zal de bank, vóór het aangaan van de kredietovereenkomst, gerichte informatie moeten inwinnen bij de onderneming en eventuele borgstellers, onder meer aangaande de terugbetalingscapaciteit. Ook zal de bank moeten zoeken naar de meest aangepaste kredietvorm voor de onderneming, en dit in het licht van de financiële toestand van de onderneming en het doel van het krediet. Doet men dat niet, dan kan de rechtbank desgevallend bevelen dat het krediet kosteloos moet worden omgezet naar een kredietvorm die qua soort beter aansluit bij de onderneming. Wederbeleggingsvergoedingen en de hoogte ervan worden eveneens aan banden gelegd. Hetzelfde geldt voor bepaalde bedingen of voorwaarden die voortaan als onrechtmatig, en dus als nietig, zullen worden aanzien. Zo kan bijvoorbeeld de kredietgever niet langer in het contract voorzien dat zij een kredietcontract voor bepaalde duur eenzijdig en zonder vergoeding kan beëindigen, tenzij de onderneming in gebreke is.