Terug naar overzicht
27 mrt 2018

Over fraude en detacheringsbewijzen. De eerste barsten in het marmer

Eenduidigheid over het toepasselijke stelsel van sociale zekerheid

Om verwarring te vermijden heeft de internationale wetgever zogenaamde aanduidingsregels uitgevaardigd. In het belang van de duidelijkheid moeten deze regels ervoor zorgen dat er op elk moment maar één stelsel van sociale zekerheid van toepassing is. De regels zitten vervat in de Europese verordening 883/2004.

Deze verordening besteedt bijzondere aandacht aan de situatie van detachering. Er is sprake van detachering wanneer een onderneming tijdelijk werknemers uitstuurt naar een ander land om daar tijdelijk prestaties te leveren. Denk bijvoorbeeld aan een Belgische bouwonderneming die in het kader van een bouwproject een beroep doet op een Poolse onderaannemer, die voor de duur van het bouwproject werknemers naar België uitstuurt. Aangezien die werknemers slechts tijdelijk naar België worden uitgestuurd, bepaalt de verordening dat in die situatie de Poolse werknemers onder de Poolse sociale zekerheid blijven vallen.

Het A1-document

En daar duikt het befaamde ‘A1-document’ – het vroegere E101-formulier – op. Het A1-document, dat in ons voorbeeld wordt afgeleverd door de Poolse sociale administratie, vormt het bewijs van het feit dat de Poolse werknemers op een correcte wijze zijn onderworpen aan de Poolse sociale zekerheid. Het wordt steeds afgeleverd in een detacheringscontext, zodat het in essentie slechts geldt voor een beperkte duur, en wordt daarom ook vaak ‘detacheringsbewijs’ genoemd.

Dit document heeft een bijzondere bewijswaarde. Zowel overheidsinstanties als rechtbanken mogen (mochten?) dit document niet zomaar terzijde schuiven. Een sociale inspectiedienst die vaststelt dat de Belgische bouwonderneming uit ons voorbeeld zich ten aanzien van de Poolse gedetacheerde werknemers overduidelijk gedraagt als werkgever, en dus van oordeel is dat die werknemers op de payroll van de Belgische bouwonderneming thuishoren, kan de Belgische onderneming niet vervolgen wegens het niet naleven van de Dimona-wetgeving. Het A1-document verhindert dit, aangezien het ‘bewijst’ dat de gedetacheerde werknemers geldig onder de Poolse sociale zekerheid vallen. De sociale inspectie mag dit ‘bewijs’ niet tegenspreken.

Indicaties van fraude

Maar wat als blijkt dat het A1-document is afgeleverd of wordt gebruikt in een frauduleuze context? Geldt de almacht van het document dan ook nog steeds? Daarrond bestond lange tijd grote twist, maar aan die twist lijkt nu - toch binnen zekere grenzen - een einde te zijn gekomen door het recente arrest Altun van het Hof van Justitie van 6 februari 2018. In dit arrest zegt het Hof in een notendop dat een rechtbank het A1-document terzijde mag schuiven als blijkt dat aan het land dat het document heeft afgeleverd – in dit geval Bulgarije – is gevraagd om het A1-document te heroverwegen dan wel in te trekken op basis van duidelijke indicaties van fraude, maar dit land hierop antwoordt zonder ook maar enigszins met deze indicaties rekening te houden. In die omstandigheid, aldus het Hof, verliest het A1-document zijn bijzondere bewijswaarde en kan het bijgevolg terzijde worden geschoven.

Door deze uitspraak verliest het A1-document onmiskenbaar zijn almacht. Het valt dan ook te verwachten dat sociale inspectiediensten bij sterke vermoedens van fraude meer dan vroeger het land dat verantwoordelijk was voor de aflevering van het A1-document gemotiveerd zullen verzoeken het document te heroverwegen of in te trekken.

Verliest door deze uitspraak het A1-document elke waarde? Uiteraard niet. Buiten de contouren van het arrest Altun behoudt het nog steeds zijn bijzondere bewijswaarde. In het kader van een internationale detacheringscontext blijft het dan ook bijzonder belangrijk om over het A1-document te beschikken. Maar de almacht van vroeger heeft het document niet meer.