Terug naar overzicht
02 jan 2011

Artikel 19, 3°bis Hyp. W. Het voorrecht van de werknemer

De Wet betreffende de sluiting van de ondernemingen d.d. 26 juni 20021 heeft in eerste instantie een aantal niet onbelangrijke wijzigingen aangebracht aan de artikelen 3bis en 10 van de Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.2 Met ingang van 1 juli 2005 voorzien deze bepalingen respectievelijk in het recht voor de werknemer op de betaling van het brutoloon en van de interesten op het brutoloon. Verder wijzigt de Sluitingswet op vrij ingrijpende wijze de artikelen 19, 3°bis, 4°ter en 4°quinquies van de Hypotheekwet.3 Het voorrecht van de werknemer wordt ingevolge de wijziging van zijn loonvordering - die de basis vormt van zijn voorrecht - tot een brutovordering een brutovoorrecht, het voorrecht van het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers4 wordt uitgebreid, de wettelijke indeplaatsstelling voor het Fonds wordt uitgebreid en er wordt een terugbetalingsplicht voor de werkgever, curator en vereffenaar in het leven geroepen.5 De artikelen 81 en 82 van de Sluitingswet - die betrekking hebben op het recht van de werknemer op betaling van het brutoloon en interesten op het brutoloon - zijn ingevolge het Koninklijk Besluit van 3 juli 2005 op 1 juli 2005 in werking getreden.6 De overige bepalingen van de Sluitingswet zijn pas op 1 april 2007 in werking getreden.7 Waarom de wetgever ervoor geopteerd heeft om enkel de artikelen 81 en 82 van de Sluitingswet - met uitsluiting van artikel 83 Sluitingswet - vervroegd in werking te laten treden, wordt nergens door de wetgever toegelicht en is enigszins vreemd gelet op de onderlinge samenhang tussen de drie wetsartikelen.